Voor één van de leukste sites over kinderboeken schreef Elisa van Spronsen een column. Lees ‘m hier!
Of hier natuurlijk 😉
Mijn eerste boek (‘Au pair’) speelt zich af in Parijs. Voor die stad had ik expres gekozen, want ook al schreef ik mijn verhaal in Nederland, zo kon ik toch stiekem een beetje doen alsof ik in Parijs was.
Ik versierde mijn bureau met een mini-Eiffeltorentje (ooit meegenomen van een schoolreisje), hing wat mooie Franse illustraties aan de wand (daar ben ik gek op, tip: Alain Gree), zette de cd ‘French café’ op (ook een tip), dronk een petit café (dat is eigenlijk gewoon espresso) en trok mijn meest Franse outfitje aan (streepjesshirt + zwart rokje + ballerina’s). En als mijn man riep dat we gingen eten, deed hij dat in het Frans: ‘Chérie, on va manger!’ (‘Schatje, we gaan eten!’).
O la la, wat werkte dit trucje goed! Ik tikte en tikte, en ik ratelde als een gek over het toetsenbord. Totdat ik bij bladzijde zeventig was aangekomen. Mijn hoofdpersoon Lot hing rond op de aller-schattigste pleintjes van Parijs, speelde met haar oppaskindje Nicolas, ging naar Franse les en…
Ineens kreeg ik geen letter meer op papier! Ik wist niet meer hoe het verhaal verder moest… Help!
Ik werd best wel chagrijnig en ook een beetje boos. Soms typte ik wel duizend woorden die ik meteen daarna weer delete. Waarom lukte het nu ineens niet meer? Totdat ik op een zonnige zomerdag plotseling wakker werd met een supergoed idee…
Ik moest zélf naar Parijs! Natuurlijk!
Ik boekte een ticket met de Thalys en huurde een snikheet zolderkamertje (wel tien trappen omhoog!) van een meisje dat zelf op vakantie was. Het adres? Boulevard Bourdon, numéro 11. In Parijs dus!
Mijn schrijfdagen zagen er zo uit:
Om 9 uur rende ik alle tien de trappen af en scoorde ik ergens een stokbroodje. Daarna zocht ik een mooi park op en schreef daar een hoofdstuk of twee. Als de batterij leeg was (na ongeveer 2 uur) laadde ik m’n laptop op bij een charmant Frans cafétje (of bij de McDonalds, als ik zin had in een McFlurry).
Vaak ging ik dan een paar uur op ontdekkingstocht in de stad (shoppen, lekker eten, museum in & uit, metro in & uit), en typte ik op een bankje aan de Seine weer verder.
’s Avonds schreef ik op m’n kamer nog een klein stukje, las ik mooie boeken en joeg ik ondertussen de muggen weg.
En na een poosje was het boek ‘Au pair’ zomaar ineens af! Ik mailde het manuscript naar de uitgever. En toen er een mooie kaft omheen zat, vierden we een feestje met als dresscode Paris je t’aime!*
Het jaar daarop begon ik aan het vervolg (‘Berlijn, Berlin’). Lot gaat in dit deel naar de übercoole stad Berlijn! O, wat wilde ik graag met haar mee… En toen ik tachtig bladzijdes had geschreven, was het zover. Ik deed mijn warmste sjaal om, zette mijn wolligste mus op en nam de trein naar het winterse Berlijn. Daar logeerde ik een tijdje in een sfeervol pensionnetje, waarvan ik de inrichting zo übercool vond (op de vloer waren wel duizend muntjes geplakt) dat ik het gebruikte voor mijn boek (Lot heeft in ‘Berlijn, Berlin!’ een bijbaantje in een hostel, dus dat paste perfect!).
En nu? Nu werk ik alweer aan het derde deel van de Au pair-serie. Buiten dwarrelen de herfstbladeren naar beneden en Lot heeft al in zee gezwommen, ijsjes gekocht en Spaanse vrienden gemaakt. Ik ben inmiddels op bladzijde negentig aanbeland … Ik denk dat ik daarom maar vlug met deze column stop. Om een reisje te boeken.
Naar… Barcelona!
Elisa van Spronsen, december 2014